Nina werkt voor het Ministerie van Oplossingen. Dat heeft ze zelf opnieuw opgericht, samen met haar vrienden Ruben, Alfa en de negenentachtigjarige, blinde mevrouw Vis. Ze kunnen niet wachten om stiekem problemen op te gaan lossen. Maar zodra ze hun nieuwe Ministerie-computer aansluiten, krijgen ze een knipperende melding. Voor ze verder kunnen moeten ze de laatste openstaande zaak uit 1953 oplossen: de zaak van de vermoorde huisbaas en de verdwenen Van Gogh. Ze gaan meteen aan de slag, maar hoe los je als elfjarige een moord van vijfenzestig jaar geleden op? Hoe vind je een gestolen tekening van Vincent van Gogh terug? En dan worden ze ook nog achtervolgd door Zilvermannen.
Nina en Alfa vinden merkwaardige schatten, zomaar in de gymzaal op school. Een fossiel, een glanzende sjaal, een mysterieus schrift. De schatten komen uit een huis in het bos dat zo vol staat met spullen, dat de voordeur niet meer open kan en de bewoner niet meer veilig is. Dit is duidelijk een zaak voor het Ministerie van Oplossingen! Terwijl Nina, Alfa, Ruben en de stokoude dames Vis en Tirza aan het werk gaan, luisteren de Zilvermannen ze af. Ergens in het boshuis, tussen de torens van dozen en meubels, ligt informatie over een uitvinding die belangrijk is voor het milieu. En die uitvinding willen zij ook.
Nina is een avontuurlijk meisje van elf jaar dat niet van stilzitten houdt. Op een dag krijgt ze een mysterieuze brief in handen. Voor het Ministerie van Oplossingen staat er op de envelop. De brief blijkt van Ruben te zijn, een negenjarige jongen die op school gepest wordt door de gemene Sophia. Hij hoopt dat het Ministerie hem kan helpen hier iets aan te doen. Omdat zo'n ministerie vast niet écht bestaat, besluit Nina hem zelf te gaan helpen, samen met haar beste vriendin Alfa. Maar dankzij Ruben en zijn stokoude buurvrouw, ontdekken ze dat het Ministerie van Oplossingen wel degelijk heeft bestaan. Ze kunnen zelfs meehelpen het Ministerie opnieuw op te richten, als Sophia hun geheim tenminste niet ontdekt...